Gepubliceerd op 18 August 2023 om 14h02
Door Michel Willems - Mobilitas

RSZ bevestigt nieuwe berekeningsmethode CO2-bijdrage voor bedrijfswagen

Zoals verwacht bevestigt de RSZ nu ook officieel de nieuwe berekeningsmethode van de CO2-bijdrage in haar tussentijdse RSZ-instructie 2023-2 die onlangs werd gepubliceerd.

PHEV’s inzake CO2-bijdragen de facto gelijkgesteld met elektrische voertuigen voor bestellingen vanaf 1 juli 2023.

 

De RSZ bevestigt nu ook officieel, dat de multiplicator van de CO2-bijdragen die in de wet voorzien was voor bestellingen vanaf 1 juli 2023 voor niet elektrische voertuigen, in de realiteit geen uitwerking heeft voor voertuigen met verbrandingsmotoren die vandaag worden belast op basis van de minimum CO2-bijdrage. Alle PHEV’s besteld vanaf 1 juli 2023 ontsnappen hierdoor aan de forse verhoging van 225% (vanaf 1 juli 2023) tot 550% (2027) die oorspronkelijk was voorzien. In haar RSZ-instructie geeft zij zelf een voorbeeld. De interpretatie van de RSZ is enigszins opmerkelijk omdat ze afwijkt van de oorspronkelijke visie van de wetgever om de PHEV’s vanaf 1 juli 2023 op sociaal vlak zwaarder te belasten ten gunste van elektrische voertuigen.

PHEV’s besteld vanaf 1 juli 2023

In concreto betekent de nieuwe interpretatie een belangrijk voordeel voor PHEV’s besteld vanaf 1 juli 2023. Zij zullen voor de CO2-bijdrage doorlopend aan een (geïndexeerd) minimum worden belast zelfs voor de toekomstige jaren, volgens de huidige fiscale kalender zelfs tot 2031. PHEV’s met meer dan 50 gram zijn uiterst zelden geworden en door de grotere batterijcapaciteit (range tot 100 km) hebben zelfs bepaalde grote SUV’s waarden tussen 12 en 30 gram volgens de WLTP norm. Samen met het feit dat de CO2-bijdrage voor 100% aftrekbaar is, onafhankelijk van de CO2-uitstoot van het voertuig, maakt dit dat PHEV’s ook voor bestellingen vanaf 1 juli 2023  sociaal aantrekkelijk blijven en in hoge mate gelijk worden geschakeld met elektrische voertuigen inzake CO2-bijdragen. Enkel hun fiscale aftrekbaarheid zal vanaf 2025 verlagen van vandaag 96,3 % tot 100% naar 75% om geleidelijk op 0% te eindigen vanaf 2028.  De fiscale aftrekbaarheid van brandstof (behalve elektriciteit) is wel reeds beperkt tot 50% voor PHEV bestellingen vanaf 1 januari 2023.

Hierna de formules van toepassing in 2023 voor de solidariteitsbijdrage van voertuigen besteld vanaf 1 juli 2023:

–             Zero emissie voertuigen steeds het minimum van 31,34 EUR

–             Diesel & PHEV diesel: [(CO₂ g/km x 9 EUR) – 600] / 12 x 1,5046 x 2,25

–             Benzine, hybride & PHEV benzine: [(CO₂ g/km x 9 EUR) – 768] / 12 x 1,5046 x 2,25

–             CNG/LPG: [(CO₂ g/km x 9 EUR) – 990] / 12 x 1,5046 x 2,25

De geïndexeerde minimumbijdrage bedraagt 31,34 EUR tot einde 2023.

Voorbeeld  : een plug-in hybride benzineauto met een uitstoot van 40 gr/km besteld vanaf 1 juli 2023

                       De formule CO2-bijdrage voor het tweede semester 2023 = (40×9-768)/12×1,5046×2,25 =  min 115,10 EUR

                       Het “berekend bedrag” is lager dan 31,34 EUR.

                       De minimumbijdrage van 31,34 EUR is tijdens het tweede semester van 2023 van toepassing.

Full hybrides besteld vanaf 1 juli 2023

Uit berekeningen blijkt dat full hybrides tot 97 gram in de realiteit ook kunnen genieten van de minimum CO2-bijdragen. Dit kan voor bepaalde merken die vandaag volop inzetten op deze technologie een belangrijke opsteker zijn. Zelfs voor de toekomstige jaren blijkt dat zij inzake CO2-bijdragen nog gunstig worden behandeld op basis van de nieuwe visie van de formule. Om alle details in de toekomst te kennen dient men TCO-berekeningen uit te voeren over de volledige looptijd van een contract rekening houdend met het wettelijke vastgelegde lichte toekomstige stijging van het minimum en bovenop met de jaarlijkse indexatie.

RSZ tussentijdse instructie 2023-2

De RSZ preciseert in haar instructie de berekening van de solidariteitsbijdrage voor bedrijfsvoertuigen aangekocht, gehuurd of geleased vanaf 1 juli 2023 als volgt :

“De solidariteitsbijdrage voor bedrijfsvoertuigen wordt vanaf 1 juli 2023 verhoogd voor bedrijfsvoertuigen die vanaf deze datum worden aangekocht, gehuurd of geleased.

Het is de datum waarop de werkgever bij aankoop van een bedrijfswagen de bestelbon heeft ondertekend  of de datum waarop de lease- of huurovereenkomst werd afgesloten,  die bepalend is. De berekende solidariteitsbijdrage moet vanaf 1 juli 2023 met een multiplicatiefactor 2,25 worden vermenigvuldigd. Vanaf respectievelijk 1 januari 2025,  1 januari 2026 en 1 januari 2027 moet een multiplicatiefactor van 2,75 , 4,00 en 5,50 worden toegepast. Deze multiplicatiefactoren moeten enkel worden gebruikt voor bedrijfsvoertuigen  die vanaf 1 juli 2023 worden aangekocht, gehuurd of geleased. Voor bedrijfsvoertuigen die vóór 1 juli 2023 werden aangekocht, gehuurd of geleased blijft de berekening zonder multiplicatiefactor  van toepassing. Ook het minimumbedrag zal worden verhoogd, maar dit slechts vanaf 1 januari 2025. Op dit minimumbedrag moet de multiplicatiefactor niet worden toegepast.

Vanaf 1 januari 2025 wordt het niet geïndexeerde minimumbedrag verhoogd naar 23,41 EUR. Verder wordt ook vanaf 1 januari 2026, 1 januari 2027 en 1 januari 2028 het  niet geïndexeerde minimumbedrag verhoogd naar respectievelijk 25,99 EUR, 28,57 EUR en 31,15 EUR. Het verhoogde minimumbedrag moet niet worden gebruikt voor bedrijfsvoertuigen  die vóór 1 juli 2023 werden aangekocht, gehuurd of geleased”.

 

De RSZ geeft hierbij zelf een voorbeeld :

“Een plug-in (benzine) hybride bedrijfsvoertuig met een CO2 -uitstoot van 22 gram per kilometer wordt door een werkgever besteld op 10 juli 2023.

De berekende solidariteitsbijdrage voor dit voertuig is -71,47 EUR in 2023. Zie hiervoor de formule {[(Y x 9) – 768] : 12} x 171,64/114,08 waarbij Y het CO2-uitstootgehalte in gram per kilometer is.

Op deze berekende solidariteitsbijdrage moet de multiplicatiefactor 2,25 worden toegepast. Dit leidt tot een solidariteitsbijdrage van -160,80 EUR.

Het bedrag -160,80 EUR is echter kleiner dan het minimumbedrag 31,34 EUR (het geïndexeerde minimumbedrag in 2023) en dus is dit minimumbedrag de uiteindelijke verschuldigde solidariteitsbijdrage. Merk ten slotte op dat het minimumbedrag van 31,34 euro in dit geval niet met een multiplicatiefactor werd vermenigvuldigd”.

Michel Willems

MOBILITAS

Michel Willems - Mobilitas

Michel Willems - Mobilitas, redacteur van dit artikel

Dit artikel gaat over: Vlootbeheer , Tax & Legal

Gelijkaardige artikels